en zelf hoorde ik tot voor kort tot de laatste groep want volgens mij bestond er maar één soort: grote onnatuurlijk witte bloemen, verwerkt in heel wat bruidsboeketten en bloemstukken eventueel met de takken naar elkaar gebogen in een hartvorm. Deze in mijn ogen ‘plastiek’ aandoende bloemen ontbreekt het aan natuurlijkheid, aan fijnheid, aan sensualiteit. Tot voor kort dus…. tot ik een bezoek bracht aan de Orchideeëntuin van de Singapore Botanic Gardens waar weinig tot bijna geen grote onnatuurlijk witte orchideeën, maar wel grillige Psychopsis, rode Maxillaria, gele gestippelde Promenaea, honderden soorten Phytesia’s en Calanthes te vinden zijn. Allemaal fijne tere boeketjes die ik nooit eerder had gezien. En ja, nu ben ik het wel eens met sommige mensen dat deze bloem het kroonjuweel is van de kamerplanten. Of toch niet helemaal, want we vergeten dikwijls dat sommige soorten het best buiten aarden in hun natuurlijke biotoop. We zijn begin de jaren 30 van de 19de eeuw als Europa – en vooral België – tot het wereldcentrum van de orchideeëncultuur behoort. Zowel Jean Linden (1) als Louis Van Houtte gaan in Zuid-Amerika op zoek naar zeldzame orchideeën. Deze exotische bloemen worden door onze wetenschappers bestudeerd en overgebracht naar Europa om verder onderzocht te worden in onder andere de Rijksplantentuin in Brussel. Niet enkel de wetenschap heeft baat bij dit plantje, ook de toen opkomende nieuwe burgerij wil aantonen wat ze zich kan aanschaffen. Ze worden hier ter plaatse, met wisselend succes, gekweekt en duur verkocht. Je kunt stellen dat er een soort hebzucht ontstaat; wie het kan betalen heeft een of meerdere orchideeën in huis. Zowel Jean Linden als Louis Van Houtte laten de orchidee aan bod komen in hun wetenschappelijke uitgaven. Maandelijks verschijnt Lindenia: Iconographie des orchidées, het wetenschappelijk tijdschrift van Jean Linden en Louis Van Houtte buigt zich over de geïllustreerde catalogi Flore des Serres et des Jardins de l’Europe (2). De besproken bloemen worden in deze publicaties met mooie botanische platen geïllustreerd, ofwel door henzelf getekend ofwel door tekenaars die ze in dienst hebben. Ze worden op zo’n manier weergegeven dat ze aantrekkelijk, dus het verkopen waard zijn voor de lezer. Je vindt er geen weergave van de plant op zich in terug, laat staan van haar biotoop. De nadruk ligt wel degelijk op ‘het schone’. (3) Over onze inheemse orchideeën wordt hier nog niet gesproken. Gelukkig borrelt er af en toe iets moois uit toeval, interesse, hard labeur en passie. We schrijven 1969 als Elisa Klopfenstein (1921-2018) de plantenpassie van haar man, arts en dermatoloog Philippe Toussaint, weet te waarderen; samen besluiten ze orchideeën te onderzoeken, te inventariseren en te tekenen. Haar algemene tekenstudies aan de academie in Mechelen en in Brussel, en vervolgens het jarenlang tekenles geven aan de Rijksnormaalschool voor meisjes (4) in Laken liggen aan de basis van haar talent. Het koppel Toussaint woont op dat moment in Jette bij Brussel en gaat wekelijks naar de serres van het Solvaypark (5) in Tervuren exotische orchideeën bestuderen. Ter plaatse worden de eerste notities genomen waarna de plant mee naar huis gaat. (6) Er volgt een microscopisch onderzoek, er wordt opgezocht waar ze vandaan komt, eventueel door wie en/of wanneer het plantje gevonden werd, hoe de plant er nu aan toe is, enz. Taken die haar man voor zijn rekening neemt. Ondertussen tekent en schildert Elisa de plant zoals ze de plant voor zich ziet; met de juiste zuivere kleuren, de juiste structuren en vooral de juiste lichtschakeringen. Het zijn nog geen uitgesproken botanische platen, wel ‘probeersels’ zoals ze die destijds zelf noemt. Zo ontstaat een mooie collectie aquarellen die in 1970 voor de eerste maal wordt tentoongesteld in het Huis De Zalm (6) in Mechelen, Elisa’s geboortestad. Twee jaar van intense samenwerking en genot stimuleren het koppel verder te zoeken naar wilde, inheemse orchideeën. Met een gids in de hand gaan ze er in de lente van 1971 op uit. Volgens de gids zijn er in België vierenvijftig soorten orchideeën te vinden. De eerste wilde orchidee vinden ze in Treignes het is een mannetjesorchis, de Orchis mascula (8). Elk vrij moment dat ze samen hebben, gaan ze op jacht, gebied na gebied wordt doorlopen op zoek naar deze subtiele plantjes en dat vier jaar lang. Ze vinden echter maar vijventwintig van de vierenvijftig soorten die in de gids vermeld staan. Ze kloppen aan bij het toenmalige departementshoofd van de Rijksplantentuin in Brussel, André Lawalrée. Ze laten hem de aquarellen zien die Elisa gemaakt heeft van de gevonden orchideeën. André Lawalrée beslist hen mee te nemen naar Frankrijk. De eerste uitstap naar Laon in het departement Aisne en latere zoektochten meer naar het zuiden zijn het begin van hun samenwerking met de Plantentuin. Zowel in Frankrijk als in het Groothertogdom Luxemburg vinden ze de overige negenentwintig in België verdwenen soorten. (9) Telkens hanteren ze dezelfde werkmethode. Orchideeën bloeien in de lente tijdens de maanden mei en juni. In die twee maanden gaan Elisa en haar man op pad. De Plantentuin geeft hen toestemming (10) het tere plantje uit te spitten, met wortel en kluit, en het mee naar huis te nemen om het te bestuderen. Haar man maakt de technische fiche op en Elisa maakt de habitustekening (11). Alles moet vlug gebeuren want een andere omgeving, andere warmtegraad en luchtvochtigheid hebben een negatieve invloed op het groeiproces van dit tere plantje. Het betekent dat Elisa zich uren onafgebroken moet concentreren op één tekening. Eerst tekent zij het deel dat we boven de grond zien, op ware grootte. Daarna volgt een detail van de bloemen. Deze details worden minutieus 3x of zelfs 6x vergroot, en elk bloemblaadje wordt apart geschilderd. De stamper, het zuiltje, het pollinium of stuifmeelklompje en een doorsnede van de stengel worden vergroot x10 weergegeven. Als laatste komt het ondergrondse deel van de plant op ware grootte. Het kost haar één week tijd om één botanische plaat klaar te hebben. En het resultaat mag er zijn: de natuurstudies zijn kunstwerkjes geworden. Als het werk erop zit, planten ze de orchidee terug waar hij vandaan komt. Tenslotte gaat het koppel Toussaint achteraf nog eens kijken of het plantje deze ongewone reis goed doorstaan heeft. De vierenvijftig platen ‘Belgische’ wilde orchideeën zijn klaar in 1982 en de Plantentuin publiceert ze in vijf series met elk twaalf botanische kleurplaten. De Orchidaceae Belgicae (12) heeft een bijhorende tekst in vier talen met de technische fiches van Philippe Toussaint. De natuurgetrouwe weergave van deze orchideeën danken we aan Elisa Klopfenstein die elke orchidee observeert en schildert zoals die vóór haar staat. Dat impliceert dat eventuele beschadigingen niet worden weggelaten. Ook de omliggende plantjes worden op de botanische plaat gezet, alsof ze nog in hun oorspronkelijke biotoop te zien zijn. Elisa Klopfenstein is wel beroemd geworden door haar orchideeën maar laten we niet vergeten dat zij ook cactussen en paddenstoelen heeft getekend. Haar samenwerking met de dienst Mycologie van de Plantentuin is niet te onderschatten en vormt nog steeds een verrijking voor de wetenschap. Niets is vermoeiender dan een ganse dag boven een microscoop zitten om elk deeltje van de schimmel heel precies op papier te zetten. Deze werken zijn dan ook completer dan welke microscopische foto ook. Samen met onder andere de mycoloog Louis Imler (13) maakt Eliza meer dan 120 aquarellen van schimmels en paddenstoelen. Daarnaast staat ze studenten zoals de Congolees Longwa Ngoy (14), met raad en daad bij. Naast de vele exposities in België stelt Elisa haar werken ook wereldwijd tentoon. Met een aquarel van de Gymnadenia cocopsea of de Grote muggenorchis uit 1983 neemt ze in 1992 deel aan de 7th International Exhibition of Botanical Art & Illustration georganiseerd door ‘Hunt Institute for Botanical Documentation’ te Pittsburgh in de Amerikaanse staat Pennsylvania. Het jaar daarop, in 1993, wordt Elisa zelfs vereerd met de eerste prijs en een gouden medaille tijdens de ‘14th Glasgow Orchid Festival’ in de Schotse hoofdstad. Later verschijnt een publicatie met zesennegentig wilde orchideeën die Elisa in Frankrijk vond, met inbegrip van de vierenvijftig die eerder gemaakt zijn. De West-European Orchids worden in 1994 onder haar naam uitgegeven door de Nationale Plantentuin van Meise.
Elisa’s ogen verslechteren en haar echtgenoot, haar drijvende kracht, overlijdt in 1996. Hiermee stopt de samenwerking met de Plantentuin en stopt Elisa met tekenen. Elisa Klopfenstein overlijdt in 2018 op 97-jarige leeftijd in Mechelen. Inge Van Biervliet Met dank aan Omer Van de Kerckhove, wetenschappelijk botanisch illustrator, en Nicole Hanquart, bibliotheekverantwoordelijke van de Plantentuin in Meise. Bijlage In 1984 krijgt de provincie Luxemburg er een natuurgebied van zowat 1ha bij. Het gaat om ‘la réserve naturelle, Lisa et Philippe Toussaint’ in het gehucht Ansart nabij het stadje Tintigny. Aanvankelijk vond men er middenin een ruim weiland een mergelgroeve (une marnière) ; er werd kalk ontgonnen, die diende als meststof voor de landbouw en om verzuring van de grond tegen te gaan. Toen de groeves niet meer gebruikt werden, vulden ze zich met water en bleken een biotoop te zijn voor zeldzame flora, o.a. de Dactylorhiza majalis of mei-orchidee. In 1987 vindt de Belgische botanicus Pierre Delforge een nieuwe orchidee op Sicilië, meer bepaald in Syracuse. Hij noemt haar Ophrys toussaintiana naar ik vermoed verwijzend naar Philippe Toussaint. Misschien is de tijd nu rijp om een orchidee te dopen met de naam Elisa Klopfenstein, als eerbetoon aan deze grote dame. De plaatsen waar je wilde, inheemse orchideeën in België kunt vinden zijn schaars. Ze staan op de lijst van wettelijk beschermde planten, een lijst die in 1973 werd opgesteld. In 2006 volgt een Vlaamse Rode Lijst van Planten, in navolging van Nederland dat al in 2002 een rode lijst heeft opgemaakt. Opmerkelijk is wel dat vele orchideeën in Nederland sinds 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd worden door de Wet natuurbescherming. Maar we blijven optimistisch, er zijn nog wel een paar soorten te vinden zoals de Hilantoglossum hircinum of de bokkenorchis, de Cephalanthera damasonium of het bleek bosvogeltje, de Orchis anthropophora of de poppenorchis, de Herminium monorchis of de honingorchis, de Dactylorhiza incarnata of de vleeskleurige orchis, de Orchis militaris of het soldaatje, de Orchis purpurea of de purperochis, de Neotinea ustulata of de aangebrande orchis, de Neottia ovata of de grote keverorchis, de Dactylorhiza majalis of de brede orchis, de Dactylorhiza maculata of de gevlekte orchis, de Platanthera bifolia of de welriekende nachtorchis en de Epipactis palustris of de moeraswespenorchis (15). De Rietorchis of Dactylorhiza praetermissa komt vooral voor in kleiputten. De Ophrys holoserica of de hommelorchis, de bergnachtorchis, de grote muggenorchis en de Orchis mascula of mannetjesorchis zijn zéér zeldzame soorten en zijn moeilijk te vinden. De Orchis simia of aapjesorchis is quasi verdwenen. Anderzijds is de Ophrys apifera of de bijenorchis door de klimaatverandering aan een geweldige opmars bezig. (16) De zeldzame wilde orchideeën vind je in België vooral in natuurreservaten. Een unieke collectie met meer dan 1000 soorten orchideeën, al dan niet bedreigde, zijn te zien bij kwekerij Petrens in Sint-Denijs-Westrem Noten
4 Comments
Ying Fung
1/30/2021 10:51:29 am
Wat een mooi en interessant bericht. Zelf ben ik kunstminnend lid van de Vereniging van Botanische Kunstenaars Nederland. Een samenwerking tussen de twee Verenigingen van Nederland en België zou ik van harte toejuichen.
Reply
VERLEYEN Reinhold
7/10/2023 02:52:09 pm
Ik beschik over de allerlaatste aquarel die Lisa Klopfenstein heeft gemaakt en die ik van haar gekregen heb. Deze aquarel dateert van mei 1994
Reply
Orye Hilde
7/10/2023 04:59:35 pm
Ze was één van onze meest getalenteerde Belgisch Botanische tekenaars. Hoe speciaal om dit als cadeau te krijgen!
Reply
Leave a Reply. |
Archieven
Februari 2024
Categoriën
Alles
|