Vereniging van Botanische Kunstenaars België
  • Home
  • Activiteiten
  • workshops
  • wereldwijd
  • Werkende leden
  • Blog
  • Lidmaatschap
  • Contact
  • Mijn Account
  • Veldstudie Paelsteenpanne
  • Bezoek Abdij van Postel
  • Bezoek aan Leiden - 24 maart 2022
  • Bezoek aan Antwerpen - 23 april 2022
  • Kalender
  • Digitale Bibliotheek
  • Plantenweetjes
  • Uitstap Antwerpen
  • Botanicals Color Theory Talk - Jackie Isard
  • Botanische Taferelen

Orchideeën….door sommigen aanbeden, door anderen gemeden

9/11/2020

1 Comment

 
en zelf hoorde ik tot voor kort tot de laatste groep want volgens mij bestond er maar één soort: grote onnatuurlijk witte bloemen, verwerkt in heel wat bruidsboeketten en bloemstukken eventueel met de takken naar elkaar gebogen in een hartvorm.  Deze in mijn ogen ‘plastiek’ aandoende bloemen ontbreekt het aan natuurlijkheid, aan fijnheid, aan sensualiteit.  Tot voor kort dus…. tot ik een bezoek bracht aan de Orchideeëntuin van de  Singapore Botanic Gardens  waar weinig tot bijna geen grote onnatuurlijk witte orchideeën, maar wel grillige Psychopsis, rode Maxillaria, gele gestippelde Promenaea, honderden soorten Phytesia’s en Calanthes te vinden zijn.  Allemaal fijne tere boeketjes die ik nooit eerder had gezien.  En ja, nu ben ik het wel eens met sommige mensen dat deze bloem het kroonjuweel is van de kamerplanten.  Of toch niet helemaal, want we vergeten dikwijls dat sommige soorten het best buiten aarden in hun natuurlijke biotoop.   
We zijn begin de jaren 30 van de 19de eeuw als Europa – en vooral België – tot het wereldcentrum van de orchideeëncultuur behoort.  Zowel Jean Linden (1) als Louis Van Houtte gaan in Zuid-Amerika op zoek naar zeldzame orchideeën. Deze exotische bloemen worden door onze wetenschappers bestudeerd en overgebracht naar Europa om verder onderzocht te worden in onder andere de Rijksplantentuin in Brussel.  Niet enkel de wetenschap heeft baat bij dit plantje, ook de toen opkomende nieuwe burgerij wil aantonen wat ze zich kan aanschaffen.  Ze worden hier ter plaatse, met wisselend succes, gekweekt en duur verkocht.  Je kunt stellen dat er een soort hebzucht ontstaat; wie het kan betalen heeft een of meerdere orchideeën in huis. 
Zowel Jean Linden als Louis Van Houtte laten de orchidee aan bod komen in hun wetenschappelijke uitgaven. Maandelijks verschijnt Lindenia: Iconographie des orchidées, het wetenschappelijk tijdschrift van Jean Linden en Louis Van Houtte buigt zich over de geïllustreerde catalogi   Flore des Serres et des Jardins de l’Europe (2).   De besproken bloemen worden in deze publicaties met mooie botanische platen geïllustreerd, ofwel door henzelf getekend ofwel door tekenaars die ze in dienst hebben.  Ze worden op zo’n manier weergegeven dat ze aantrekkelijk, dus het verkopen waard zijn voor de lezer.  Je vindt er geen weergave van de plant op zich in terug, laat staan van haar biotoop.  De nadruk ligt wel degelijk op ‘het schone’. (3) Over onze inheemse orchideeën wordt hier nog niet gesproken.
Gelukkig borrelt er af en toe iets moois uit toeval, interesse, hard labeur en passie. We schrijven 1969 als Elisa Klopfenstein (1921-2018) de plantenpassie van haar man, arts en dermatoloog Philippe Toussaint, weet te waarderen; samen besluiten ze orchideeën te onderzoeken, te inventariseren en te tekenen.  Haar algemene tekenstudies aan de academie in Mechelen en in Brussel, en vervolgens het jarenlang tekenles geven aan de Rijksnormaalschool voor meisjes (4) in Laken liggen aan de basis van haar talent.
Het koppel Toussaint woont op dat moment in Jette bij Brussel en gaat wekelijks naar de serres van het Solvaypark (5) in Tervuren exotische orchideeën bestuderen.  Ter plaatse worden de eerste notities genomen waarna de plant mee naar huis gaat. (6)  Er volgt een microscopisch onderzoek, er wordt opgezocht waar ze vandaan komt, eventueel door wie en/of wanneer het plantje gevonden werd, hoe de plant er nu aan toe is, enz.  Taken die haar man voor zijn rekening neemt.  Ondertussen tekent en schildert Elisa de plant zoals ze de plant voor zich ziet; met de juiste zuivere kleuren, de juiste structuren en vooral de juiste lichtschakeringen.  Het zijn nog geen uitgesproken botanische platen, wel  ‘probeersels’ zoals ze die destijds zelf noemt.  Zo ontstaat een mooie collectie aquarellen die in 1970 voor de eerste maal wordt tentoongesteld in het Huis De Zalm (6) in Mechelen, Elisa’s geboortestad. 

Foto
​Twee jaar van intense samenwerking en genot stimuleren het koppel verder te zoeken naar wilde, inheemse orchideeën.  Met een gids in de hand gaan ze er in de lente van 1971 op uit.  Volgens de gids zijn er in België vierenvijftig soorten orchideeën te vinden.  De eerste wilde orchidee vinden ze in Treignes het is een mannetjesorchis, de Orchis mascula (8).  Elk vrij moment dat ze samen hebben, gaan ze op jacht, gebied na gebied wordt doorlopen op zoek naar deze subtiele plantjes en dat vier jaar lang.  Ze vinden echter maar vijventwintig van de vierenvijftig soorten die in de gids vermeld staan. 
Ze kloppen aan bij het toenmalige departementshoofd van de Rijksplantentuin in Brussel,  André Lawalrée.  Ze laten hem de aquarellen zien die Elisa gemaakt heeft van de gevonden orchideeën.  André Lawalrée beslist hen mee te nemen naar Frankrijk.  De eerste uitstap naar Laon in het departement Aisne en latere zoektochten meer naar het zuiden zijn het begin van hun samenwerking met de Plantentuin.  Zowel in Frankrijk als in het Groothertogdom Luxemburg vinden ze de overige negenentwintig in België verdwenen soorten. (9)
Foto
​Telkens hanteren ze dezelfde werkmethode.  Orchideeën bloeien in de lente tijdens de maanden mei en juni.  In die twee maanden gaan Elisa en haar man op pad.  De Plantentuin geeft hen toestemming (10) het tere plantje uit te spitten, met wortel en kluit, en het mee naar huis te nemen om het te bestuderen.   Haar man maakt de technische fiche op en Elisa maakt de habitustekening (11).  Alles moet vlug gebeuren want een andere omgeving, andere warmtegraad en luchtvochtigheid hebben een negatieve invloed op het groeiproces van dit tere plantje.  Het betekent dat Elisa zich uren onafgebroken moet concentreren op één tekening.  Eerst tekent zij het deel dat we boven de grond zien, op ware grootte.  Daarna volgt een detail van de bloemen.  Deze details worden minutieus 3x of zelfs 6x vergroot, en elk bloemblaadje wordt apart geschilderd.  De stamper, het zuiltje, het pollinium of stuifmeelklompje en een doorsnede van de stengel worden vergroot x10 weergegeven.  Als laatste komt het ondergrondse deel van de plant op ware grootte.   Het kost haar één week tijd om één botanische plaat klaar te hebben.  En het resultaat mag er zijn: de natuurstudies zijn kunstwerkjes geworden.  Als het werk erop zit, planten ze de orchidee terug waar hij vandaan komt.  Tenslotte gaat het koppel Toussaint achteraf nog eens kijken of het plantje deze ongewone reis goed doorstaan heeft. 
De vierenvijftig platen ‘Belgische’ wilde orchideeën zijn klaar in 1982 en de Plantentuin publiceert ze in vijf series met elk twaalf botanische kleurplaten.  De Orchidaceae Belgicae (12) heeft een bijhorende tekst in vier talen met de technische fiches van Philippe Toussaint.   De natuurgetrouwe weergave van deze orchideeën danken we aan Elisa Klopfenstein die elke orchidee observeert en schildert zoals die vóór haar staat.  Dat impliceert dat eventuele beschadigingen niet worden weggelaten.  Ook de omliggende plantjes worden op de botanische plaat gezet, alsof ze nog in hun oorspronkelijke biotoop te zien zijn. 
Foto
​Elisa Klopfenstein is wel beroemd geworden door haar orchideeën maar laten we niet vergeten dat zij ook cactussen en paddenstoelen heeft getekend.  Haar samenwerking met de dienst Mycologie van de Plantentuin is niet te onderschatten en vormt nog steeds een verrijking voor de wetenschap.  Niets is vermoeiender dan een ganse dag boven een  microscoop zitten om elk deeltje van de schimmel heel precies op papier te zetten.  Deze werken zijn dan ook completer dan welke microscopische foto ook.  Samen met onder andere de mycoloog Louis Imler (13) maakt Eliza meer dan 120 aquarellen van schimmels en paddenstoelen.  Daarnaast staat ze studenten zoals de Congolees Longwa Ngoy (14), met raad en daad bij.  
Foto
​Naast de vele exposities in België stelt Elisa haar werken ook wereldwijd tentoon.  Met een aquarel van de Gymnadenia cocopsea of de Grote muggenorchis uit 1983 neemt ze in 1992 deel aan de 7th International Exhibition of Botanical Art & Illustration georganiseerd door ‘Hunt Institute for Botanical Documentation’ te Pittsburgh in de Amerikaanse staat Pennsylvania.  Het jaar daarop, in 1993, wordt Elisa zelfs vereerd met de eerste prijs en een gouden medaille tijdens de ‘14th Glasgow Orchid Festival’ in de Schotse hoofdstad.  Later verschijnt een publicatie met zesennegentig wilde orchideeën die Elisa in Frankrijk vond, met inbegrip van de vierenvijftig die eerder gemaakt zijn.  De West-European Orchids worden in 1994 onder haar naam uitgegeven door de Nationale Plantentuin van Meise. 
Elisa’s ogen verslechteren en haar echtgenoot, haar drijvende kracht, overlijdt in 1996.  Hiermee stopt de samenwerking met de Plantentuin en stopt Elisa met tekenen.                
Elisa Klopfenstein overlijdt in 2018 op 97-jarige leeftijd in Mechelen.   
​
Inge Van Biervliet
 
Met dank aan Omer Van de Kerckhove, wetenschappelijk botanisch illustrator, en Nicole Hanquart, bibliotheekverantwoordelijke van de Plantentuin in Meise.

Bijlage
In 1984 krijgt de provincie Luxemburg er een natuurgebied van zowat 1ha bij.  Het gaat om ‘la réserve naturelle, Lisa et Philippe Toussaint’ in het gehucht Ansart nabij het stadje Tintigny.  Aanvankelijk vond men er middenin een ruim weiland een mergelgroeve (une marnière) ; er werd kalk ontgonnen, die diende als meststof voor de landbouw en om verzuring van de grond tegen te gaan.   Toen de groeves niet meer gebruikt werden, vulden ze zich met water en bleken een biotoop te zijn voor zeldzame flora, o.a. de Dactylorhiza majalis of mei-orchidee.

In 1987 vindt de Belgische botanicus Pierre Delforge een nieuwe orchidee op Sicilië, meer bepaald in Syracuse.  Hij noemt haar Ophrys toussaintiana naar ik vermoed verwijzend naar Philippe Toussaint.  Misschien is de tijd nu rijp om een orchidee te dopen met de naam Elisa Klopfenstein, als eerbetoon aan deze grote dame.   

De plaatsen waar je wilde, inheemse orchideeën in België kunt vinden zijn schaars. Ze staan op de lijst van wettelijk beschermde planten, een lijst die in 1973 werd opgesteld.  In 2006 volgt een Vlaamse Rode Lijst van Planten, in navolging van Nederland dat al in 2002 een rode lijst heeft opgemaakt.  Opmerkelijk is wel dat vele orchideeën in Nederland sinds 1 januari 2017 niet meer wettelijk beschermd worden door de Wet natuurbescherming.  Maar we blijven optimistisch, er zijn nog wel een paar soorten te vinden zoals de Hilantoglossum hircinum of de bokkenorchis, de Cephalanthera damasonium of het bleek bosvogeltje, de Orchis anthropophora of de poppenorchis, de Herminium monorchis of de honingorchis, de Dactylorhiza incarnata of de vleeskleurige orchis, de Orchis militaris of het soldaatje, de Orchis purpurea of de purperochis, de Neotinea ustulata of de aangebrande orchis, de Neottia ovata of de grote keverorchis, de Dactylorhiza majalis of de brede orchis, de Dactylorhiza maculata of de gevlekte orchis, de Platanthera bifolia of de welriekende nachtorchis en de Epipactis palustris of de moeraswespenorchis (15).  De Rietorchis of Dactylorhiza praetermissa komt vooral voor in kleiputten.  De Ophrys holoserica of de hommelorchis, de bergnachtorchis, de grote muggenorchis en de Orchis mascula of mannetjesorchis zijn zéér zeldzame soorten en zijn moeilijk te vinden. De Orchis simia of aapjesorchis is quasi verdwenen.  Anderzijds is de Ophrys apifera of de bijenorchis door de klimaatverandering aan een geweldige opmars bezig. (16)     
​
De zeldzame wilde orchideeën vind je in België vooral in natuurreservaten.  Een unieke collectie met meer dan 1000 soorten orchideeën, al dan niet bedreigde, zijn te zien bij kwekerij Petrens in Sint-Denijs-Westrem
 
Noten
  1. Jean Linden trekt op 18-jarige leeftijd, tijdens zijn eerste jaar wetenschappen, op expeditie naar  Zuid-Amerika.  https://www.bestor.be/wiki_nl/index.php/Stoere_wetenschap:_Belgische_plantenjagers_op_missie_(19de_E)
  2. Lees meer over Louis Van Houtte op onze blog https://www.botanischekunstenaarsbelgie.be/blog/flore-des-serres-et-des-jardins-de-leurope
  3. We spreken hier enkel over catalogi om de plant te kunnen verkopen.  Er zijn inderdaad al eerdere botanische publicaties  die niet enkel de schoonheid van de plant benadrukken, maar ook het botanische aspect belichten.  Denk hierbij aan  Les Liliacées van PJ Redouté 
  4. Dit mooie modernistische  en art-deco gebouw is nog steeds in gebruik http://www.irismonument.be/nl.Brussel_Laken.Karel_Bogaerdstraat.2.html
  5. Het tijdschrift Jardins & Loisirs meldt in het eerste nummer van 1998 dat Ernest Solvay een patiënt is van Philippe Toussaint, waardoor ze deze serres mochten betreden en de planten bestuderen.  Ernest Solvay was echter al overleden in 1922 waardoor hij onmogelijk een patiënt van dokter Toussaint kon zijn.  Waarschijnlijker is dat zijn kleinzoon Ernest-John een patiënt was. 
  6. Nà hun werk gaat de plant terug naar de serres van het Solvaypark
  7. Het verbond voor Heemkunde, opgericht in 1941, heeft zijn kantoren in ‘Huis De Zalm’, voorheen het gildehuis ‘Den Grooten Zalm’ van de visverkopers gelegen aan de Houtwerf nr5 te Mechelen.  Vanaf 2002 verandert de naam in Heemkunde Vlaanderen en gaat het in 2019 op in ‘Histories vzw’  www.historiesvzw.be met 3 kantoren in Mechelen, Gent en Merksem.  Naast af en toe een tentoonstelling in het huis, wordt tot 2009 het driemaandelijks tijdschrift ‘Ons Heem’ uitgegeven
  8. Treignes ligt op 15 kilometer ten oosten van het stadje Couvin in de provincie Namen.  Het terrein waarop de mannetjesorchis gevonden werd,  is nu verkaveld. 
  9. Tijdens de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw zijn we massaal beginnen verkavelen om ons elk een huis te bouwen met een mooie tuin eromheen.  Veel natuurgebieden hebben het moeten bekopen en zijn hierdoor verloren gegaan.  Niet alleen bomen sneuvelden, ook de weinige kostbare plantjes zoals de inheemse ‘wilde’ orchidee verdwenen. 
  10. Het is bij wet verboden wilde orchideeën uit te steken, niet enkel omdat ze zeldzaam worden, maar ook omdat ze een zo kieskeurige leefomgeving gewoon zijn dat ze bij ons thuis niet zullen groeien. Info : www.trekkings.be
  11. Een habitustekening laat alle kenmerken zien die nodig zijn om te bepalen om welke soort het gaat en waarbij de tekenaar zich houdt aan bepaalde richtlijnen.    Het is de belangrijkste tekening voor wetenschappelijke publicaties. Zie hierover meer op: http://www.natuurinformatie.nl/nnm.dossiers/natuurdatabase.nl/i002294.html
  12. Reproducties zijn nog steeds te verkrijgen bij de Plantentuin in Meise
  13. Louis Imler (1900-1993) is ook medeoprichter van de Antwerpse Mycologische kring.  Zijn herbarium en aantekeningen zijn in het bezit van de Plantentuin.  Info : FelixArchief Antwerpen
  14. Académie Royale des Sciences d’Outre-mer, Commission de la Biographie belge d’Outre-Mer.  Belgische Overzeese Biografie, Tome IX, 2015, col.300-302, André Lawalrée, 30 mars 1999
  15. Bioloog en natuurfotograaf Paul van Hoof heeft enkele  mooie foto’s van wilde orchideeën genomen, zie hiervoor op :  https://www.natuurfotografie.nl/18-fotos-van-wilde-orchideeen/  .  Het mooie aan dit artikel is dat van Hoof naast de foto veelal de vindplaats vermeldt.
  16. www.natuurpunt.be
1 Comment

‘De coniferen van deze kunstenaar overtreffen in schoonheid de beroemde dennen van Bauer (1) …

5/30/2020

0 Comments

 
​…en helaas blijft het werk onbekend’, schrijft plantkundige André Lawalrée (2) in 1950 in het Natura Mosana (3) en zelfs in 1980 in het BN (4).
Foto
Encephalartos villosus, Lemaire, ad nat.del., 21 juni 1923
Foto
De lezer zal de vele voetnoten opmerken en zich afvragen waarom die niet zomaar in de tekst zijn verwerkt.  Indien we dat toch doen, zal de persoon in kwestie op de 2de plaats komen te staan en dat is net wat we niet willen.  Die voetnoten zijn echter wel nodig om de tekst volledig te begrijpen.
 
In Watermaal-Bosvoorde wordt op 9 augustus 1883  Hélène Durand  geboren.  Als dochter van een botanicus en kleindochter van een schilder worden zowel de kennis van de plantenwereld als van het tekenen haar in de schoot geworpen.                                                  
​Grootvader Louis Durand (1817-1890) is predikant en schilder in het prachtige kanton Vaud in Zwitserland.  Zijn werken moeten kwalitatief goed geweest zijn aangezien hij verschillende malen uitgenodigd wordt door de Société suisse des Beaux-Arts voor deelname aan tentoonstellingen in de stad Lausanne.  Vooral zijn landschappen vallen enorm in de smaak.  Als Hélènes grootvader met een Belgische huwt, komt hij in België wonen.  Hun zoon Emile, één van de oprichters van de Cercle des jeunes botanistes liégeois (5), deelt zijn interesse voor de plantenwereld met zijn jongere broer Théophile (1855-1912), de vader van Hélène ​Durand.  Théophile heeft zelf een nauwe band met andere botanici die hem helpen zijn kennis in verband met de flora in België en Zwitserland te verbreden.  Hij kan aan het werk in de Rijksplantentuin, de Jardin botanique de l’Etat.  In 1879 als vrijwilliger, in 1895 als curator en zijn vele werk en publicaties zorgen ervoor dat hij er in 1902 directeur wordt.  Dat zijn reputatie een gevestigde waarde is, blijkt uit zijn deelname aan het Internationaal Botanische Congres (6) en de vele catalogi met zijn onderzoeken en zijn publicaties die in veel buitenlandse botanische tuinen als handleiding worden gebruikt (7).  Zo helpt hij bijvoorbeeld mee aan het eerste aanvullende deel van de Index Kewensis (8). 
 
We zijn rond de eeuwwisseling in een periode beland waar België door zijn economische groei tussen andere welvarende landen staat, we hebben zonet de 1ste schoolstrijd (1878-1884) achter de rug en de kloof tussen verschillende kunstenaars en wetenschappers wordt gedicht.  Men wisselt ideeën uit en men verenigt zich, zie bijvoorbeeld de Belgische kunstenaarsgroep Les XX.  Hélène Durand mag, al is ze een meisje, studeren en behaalt op 20-jarige leeftijd haar welverdiende diploma ‘Maitresse des arts professionnels’ (9).  Wegens geldgebrek kan de Plantentuin geen tekenaar, illustrator of ontwerper aanwerven, en haar vader, op dat moment directeur, vraagt of ze komt helpen, op vrijwillige basis weliswaar, zonder bezoldiging.  
FotoPolystachya poluchaete, Krzl, Orchideae, sept 1904, d’après nature
​Naast de tekenlessen die ze vanaf september 1903 onderwijst in l’Académie des beaux-arts te St-Joost-ten-Node gaat Hélène aan de slag in de Rijksplantentuin en volgt ze ondertussen lessen aan de Vrije Universiteit van Brussel (ULB) bij plantenfysioloog Léo Errera.  Deze lessen en de micrografische interesse van de toenmalige conservator van de Rijksplantentuin, Jean Massart, moedigen haar nog meer aan botanisch te tekenen (10).  Omdat de Plantentuin de aankoop van micrografische en wetenschappelijke illustraties niet ziet zitten, tekent Hélène ze met pen of met aquarel minutieus na; dit betekent een enorme verrijking voor de iconotheek, d.w.z. de verzameling gravures, tekeningen, monsters en stalen.  

​Het Afrikaanse land Congo wordt tijdens de conferentie van Berlijn in 1885 aan België toegekend wat op zich een fantastische uitdaging is voor geologische, aardrijkskundige, antropologische en botanische wetenschappers.  Was men voordien enkel met de flora op het Europese vaste land bezig, dan krijgt men nu de gelegenheid de Afrikaanse flora te bestuderen en grote wetenschappelijke inventarissen aan te leggen.  Hiervoor worden verschillende instituten opgericht met als eerste het  Musée du Congo (11).   Koning Leopold II, eigenaar van de Vrijstaat Congo, stuurt Belgische botanici zoals Emile Gislain  en Louis Gentil ter plaatse om de Afrikaanse flora te onderzoeken in de door hen opgerichte  Jardin Botanique d’Eala (12). Veel plantenstalen worden naar België gestuurd om er te worden bestudeerd en geïnventariseerd.  Je zou verwachten dat hiermee in de Rijksplantentuin een uitzonderlijk herbarium wordt aangelegd.  Niets is minder waar.  Geldnood zorgt ervoor dat er veel te weinig mensen hieraan kunnen werken.  Op dat moment is François Crépin directeur van de Nationale Plantentuin (van 1876 tot aan zijn overlijden in 1901) en geeft hij de opdracht om de Afrikaanse flora te inventariseren door aan plantkundige Nijpels.  Nijpels is genoodzaakt een beroep te doen op een vrijwilligster: Mariette Hannon.  Mariette Rousseau-Hannon heeft al eerder haar diensten bewezen aan de Plantentuin (13).  Planten, zaden en stalen worden in vochtige kelders en op zolders gestockeerd, waardoor heel wat verloren gaat.  
Foto
Foto
Twee mycologische tekeningen : 1. Cola Flamignii sterculiaceae, DeWild, 20 nov 1909, d’après échantillon d’herbier en 2. Caloncoba Welwitschii (Oliv)., Bixaceae, 1930uitgegeven in het Bulletin de l’Institut royal colonial I 1930.   
​
​Kunnen we het François Crépin kwalijk nemen dat deze belangrijke verzameling uit Congo verloren ging?  Eigenlijk niet.  Hij heeft er de middelen en de mensen niet voor om alles op een zo goed mogelijke manier te organiseren.                                                                  
​Bovendien gaat zijn interesse naar zijn grote liefde: de roos.  Crépin heeft op dat moment in de Plantentuin een eigen herbarium met 43.000 monsters van wilde rozen.  Ze komen uit België, Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië, Duitsland en Zwitserland.  Tot op het einde van zijn leven legt hij zich toe op deze collectie.  En het is plantkundige G.A. Boulenger (1858-1937) die dankzij deze schitterende rozencollectie in 1924 een belangrijk en zeer indrukwekkend werk ‘Les Roses d’Europe de l’herbier Crépin.’ maakt.
Het teloorgaan van de herbariums is waarschijnlijk het sein voor Théophile Durand om hier dringend een werk aan te wijden.  Emile De Wildeman (14) krijgt de verantwoordelijkheid  alle stalen die vanuit Congo naar België gestuurd zijn, te bestuderen en te inventariseren. Samen publiceren ze in 1901 : Plantae Gilletianea Congolenses waarin de meeste van de 2100 toegestuurde stalen vermeld staan. 
Daar de botanici die in Congo verblijven, afhankelijk zijn van buitenlandse botanische tekenaars pusht een goeie vriend van François Crépin, nl. Oswald de Kerkhove de Dentergem (15), Hélène Durand zich hiervoor in te zetten.  Van de toenmalige directeur van het Musée du Congo, Baron de Haulleville, krijgt ze in 1906 zelfs de titel  ‘Dessinateur du  Gouvernement du Congo’.  
Foto
Foto
​Encephalartos Laurentianus, De Wildeman, Gillet – Kisantu – Congo, ad nat.del., 27 november 1926      
​Abies Concolor, Lindl. Et Gord. (Cone bleu) de l’Arboretum de Tervueren, 30 sept 1919
Onder toezicht van haar vader werkt ze voor verschillende wetenschappers; nog steeds tegen een zeer geringe vergoeding, af en toe met een subsidie maar meestal gratis.  Zelfs opdrachten van buiten de plantentuin komen op haar af.  Zo begint ze te tekenen voor Guillaume Severin (1862-1938) die op dat moment conservator is van het Musée Royal d’histoire naturelle de Belgique.  Guillaume Severin tekent zelf  entomologische illustraties, insecten dus (16).  We kunnen stellen dat veel tekeningen, toegekend aan Severin, niet enkel van hemzelf zijn, maar ook van de hand van Hélène Durand.  Twee jaar later gaat Hélène tekenen voor Henri Schouteden (1881-1972).  Schouteden is zoöloog en werkt voor zowel het Museum voor Natuurwetenschappen als voor het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika.  Ook hier gaat het vooral om illustraties van insecten. 
Jammer genoeg is het niet haar tekentalent maar haar inzet voor de botanische wetenschappen die ervoor zorgt dat Hélène Durand effectief lid wordt van de Société royale de botanique de Belgique in 1908 (17).  Op dat moment werkt Hélène samen met haar vader aan zijn laatste en zijn grootste werk.   Naast het vele werk over Afrikaanse flora maakt vader Théophile Durand er nog één: de Sylloge Florae Congolanae wordt een huzarenstukje van 716 pagina’s met een complete beschrijving van alle gekende Congolese planten met vermelding van plantensoort, de botanische naam van de plant, het geslacht en de vindplaats en met vermelding van de vinder van de plant.   Sylloge Florae Congolanae verschijnt in 1909 en is tot op vandaag een naslagwerk van groot belang voor iedereen die de Congolese flora bestudeert.  Dit is het enige gepubliceerde werk waarin Hélène Durand met haar volledige naam op de titelpagina vermeld staat.  We weten dat vader Durand steeds meer last heeft van zijn ogen.  Is Hélène in dit werk niet alleen de illustrator maar ook diegene die geïnventariseerd heeft, de verwerker van eerdere onderzoeken, de onderzoeker van nieuwe planten? We zullen het waarschijnlijk nooit weten.  Het werk wordt door de Koninklijke Academie van België bekroond met de Emile Laurentprijs 1907-1908 (18). 
Drie jaar later, in 1912,  sterft Hélènes vader en wordt Hélène Durand aangesteld als ‘préparateur au Jardin botanique de l’Etat’; niet als tekenaar maar als voorbereidster wordt ze een betalend werknemer van de Plantentuin.  
Foto
Medewerkers van de Plantentuin – Op de eerste rij de  vierde van rechts staat Hélène Durand.  Vooraan zien we ook  Charles Bommer en Georges Boulenger.
​
Foto
Foto
Een bladzijde uit één van haar schetsboekjes.
Rosaceae.  Pl . 148.  Fruits récoltés sur un poirier en espalier, les petits (voir Fig.C et D.) étant produits par des fleurs tardives.  Comm. Par Mesdemoiselles M. et T. Destrée. 96, Rue Van de Weyer, à Schaerbeck.                        d’après nature,  Hél. Durand. 7/12 1915
​Peziza venosa, Pers. = Discina venosa; Lamb. Pl. 193. Talus herbeux, ombragé par quelques arbres, exposés S-W. Dilkeeb, 3 mai 1918.  C.et E.B.  Champignons – Pezizaceae - 
​d’après nature.  Hél.Durand, 7 mai 1918.
​Ze werkt onvermoeibaar tot ze in augustus 1914 ontslagen wordt (19).  Die ganse maand zorgt zij voor de vluchtelingen en gelukkig kan ze begin september terugkeren naar de Plantentuin.  De omstandigheden zijn er echter niet optimaal.  De gebouwen zijn verouderd en er is geen verwarming.  Maar zoals voorheen blijft Hélène Durand verderwerken.  Zo maakt ze in 1915 tweehonderddrieënveertig tekeningen in opdracht van Charles Bommer (1866-1938), directeur van de plantentuin.    Ze werkt met inkt, met aquarel en met potlood voor het wetenschappelijk werk ‘Materiaux d’étude sur les Gymnospermes  provenant des cultures du Jardin botanique de l’Etat et de l’Arboretum de Tervuren’.  Een meesterwerk met welgeteld zevenveertig tekeningen van Hélène.  In zijn  bosbouwkundig museum, gelegen in de Rijksplantentuin laat Bommer veel tekeningen van Hélène Durand tentoonstellen.  De aquarellen zijn zowel originelen als kopieën die Hélène heeft nagetekend en  illustreren de specifieke eigenschappen van bomen.  
Foto
​Pinus Strobus, L. de l’Arboretum de Tervueren.         
​6 sept 1916, d’après nature.  We lezen van boven naar onder : op schaal 1 ½ de binnenkant en de buitenkant van een zaadknop, op 10/1 een stukje dennennaald, op ware grootte 1/1 dennennaald met de kegelvrucht en op 2/1 de inplanting van de bladeren.
​Charles Bommer is ervan overtuigd dat de botanische wetenschappers niet kunnen werken zonder de hulp van zijn tekenaars, want zo schrijft hij:  ‘Qui mieux qu’un artiste, en effet, peut alors – et encore – rendre les délicats coloris et détails des plantes, que la conservation en herbier tend à rendre moins lisibles?’  Daarom organiseert hij in 1928 in de Plantentuin een tentoonstelling met tekeningen van Hélène Durand en Ray Nyst (20) en hoopt op die manier dat er in de kunstscholen een opleiding botanisch tekenen tot stand zal komen.  Een droom die er helaas nooit komt. 
Ondanks haar zwakke gezondheid maakt Hélène Durand nog mooie werken waaronder twaalf voorstellingen van rozen voor ‘Les Roses de la Belgique’ van Georges-Albert Boulenger.  Ze tekent de roos in al haar facetten.  Met doorsnedes van de kelk, de stengel, de stamper, de meeldraden.  Het zijn allemaal juweeltjes. 
Hélène Durand sterft op 4 augustus 1934. 
Foto
Foto
Lentinus sp. d’après nature.              
​Hél. Durand. 17/6 1911
Lentinus sp. (cf.L.Tuberregium.) Pl.28. Champignons. Kitsantu – Congo (Frère Gillet) (Le sclérote se développe dans des stations très humides.) d’après nature.
​Hél. Durand. 16/6 1911
​De frisheid van de illustraties en de correct gevoelsmatige weergave van de planten, of die nu glanzend zijn of mat, fluweelachtig of glad; ze ontroeren stuk voor stuk. 
Het wordt hoog tijd dat deze dame wordt geëerd. Hélène Durand verdient het meer dan ooit om in de schijnwerpers te staan. 
 
Met dank aan Mevr. Nicole Hanquart, Gestionnaire scientifique – Chef de service Bibliothèque, art et archives – Jardin botanique de Meise
Ikzelf neem de volledige verantwoordelijkheid voor eventuele fouten.
 
                                                                                                                            Inge Van Bierviet
 
 
Noten
 
  1. Over welke van de drie broers Bauer heeft Lawalrée het?  Ze waren alle drie botanisch kunstenaar: Josef (1756-1830) , Franz (1758-1840) en Ferdinand (1760-1826) . 
  2. André Lawalrée (1921-2005) schrijft ook een biografie over Pierre-Joseph Redouté, La famille, l’oeuvre – Bruxelles : Crédit communal – 1996.
  3. Pater Paul Henrard, hoogleraar plantenkunde aan de Universiteit van Namen, brengt in 1947 een wetenschappelijk tijdschrift uit met artikelen van Waalse natuuronderzoekers.  Het tijdschrift omvat prospecties van regionale opzoekingen van zowel botanisten, zoölogen, mycologen, enz… Natura Mosana wordt nog steeds uitgegeven door de Bibliothèque Universitaire Moretus Plantin, Namur en ondersteund door de Société Royale des Naturalistes de Charleroi, de Société Botanique de Liège, de Cercle des entomologistes liégeois en de Société des Naturalistes Namur-Luxembourg. 
  4. Het Franstalig biografisch woordenboek, uitgegeven tussen 1886 en 1986 door de Académie royale de Belgique.  In het woordenboek zijn bekende en minder bekende maar wel vermeldenswaardige Belgen opgenomen met een korte biografie over deze persoon. Het duurt nog tot 1964 vooraleer er een Nationaal Biografisch Woordenboek (NBW) verschijnt door de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Kunsten.
  5. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw worden veel botanische verenigingen opgericht, in  België alleen al acht: Société d’horticulture & de botanique de Huy, Société d’horticulture et de botanique de Schaerbeek, Société royale d’agriculture et de botanique de Louvain, Société provinciale d’horticulture et de botanique de la Flandre occidentale à Bruges, Cercle des jeunes botanistes liégeois, Société Botanique de Liège, Société royale d’agriculture et de botanique de Gand, Société royale de botanique de Belgique.  Ofschoon de Brugse vereniging niet meer bestaat, was deze waarschijnlijk de oudste van het land.  We vinden al vermeldingen in 1561.  Enkel de laatste vier verenigingen zijn, soms onder een andere naam, nog actief. 
  6. Het Congrès International de Botanique is een 6-jaarlijks congres voor botanische wetenschappers.  In 1910 hebben Théophile Durand en Baron Adolphe de Moreau d’Andoy de leiding over de organisatie van deze 3de editie. 
  7. Eén van zijn belangrijkste werken is de  ‘Index Generum Phaneroganorum’, Bruxelles, 1888.
  8. Net vóór zijn dood in 1882 duidt Charles Darwin, directeur van KEW in Groot-Brittannië, Benjamin Dayon Jackson of BDJacks aan als redacteur voor de Index Kewensis.  De eerste twee volumes verschijnen in 1893 en 1895 en bevatten 400.000 plantennamen.  BDJacks vraagt Théophile Durand om mee te werken aan het eerste aanvullende deel van deze index.  Dit aanvullend deel bestaat trouwens uit 4 verschillende delen die afgewerkt zijn tussen 1886 en 1895, en uitgegeven tussen 1902 en 1906.  De Index Kewensis bevat alle bloeiende planten gepubliceerd tussen 1753, het jaar van Linnaeus werk Species Plantarum, en 1885.  Elke plant wordt er vermeld met haar botanische naam, geslacht en soort, zo ook de publicatie en de auteur die haar eerder vermeld heeft.  Indien mogelijk duidt men de geografische oorsprong van de plant aan.  Na dit eerste deel verschijnen nog 21 delen (de laatste in 2002).  Deze index wordt door botanici een lange tijd als onmisbaar beschouwd en het is pas sinds 2000 dat er een IPNI, International Plants Names Index,  online wordt gezet.  Deze omvat naast de gegevens uit de Index Kewensis ook de Grey Herbarium Card Index van Harvard en de Australian Plant Name Index van Canberra. 
  9. In die periode heb je in Brussel  2 scholen die het kunstonderwijs aanbieden,  l’Académie de Saint-Luc  met vooral architectuurrichtingen en l’Ecole des Arts décoratifs met een afdeling schilderen, beeldhouwen, literatuur en fotografie.
  10.    Het is niet honderd procent zeker dat Hélène Durand in deze school tekenles geeft.  Wat wel opvalt is dat Léo Errera, bij wie ze aan de Vrije Universiteit van Brussel botanische lessen volgt, in Sint-Joost-ten-Node woont.  En wel vlak bij de Kruidtuin waar hij zijn onderzoekslaboratorium heeft.  Bij plantenfysiologie bestudeert men de levensfuncties van de planten, de groei, ontwikkeling, reactie op het milieu,…   Na het overlijden van Léo Errera in 1905, wordt Jean Massart directeur van l’Institut Botanique Léo Errera.  (info IMIS, Vlaams instituut voor de Zee) Dankzij hem komen de eerste natuurreservaten in ons land en krijgt de ULB een proeftuin in Oudergem op de terreinen van Het Rood Klooster, tot op heden nog altijd de oorspronkelijke, experimentele tuin van Jean Massart.  (info. Leefmilieu Brussel)  
  11. Later volgen het Koninklijk Instituut van Belgisch-Congo in Tervuren (nu het KMMA, Koninklijk Museum voor Midden-Afrika wat sinds 2018 het AfricaMuseum is.  ), het Koninklijk Belgisch Koloniaal Instituut (nu het KMMA), het Instituut der Nationale Parken van Belgisch-Congo (INP) en het Instituut voor Wetenschappelijk Onderzoek in Centraal-Afrika (nu het KBIN, Het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen).  
  12. Twee jaar eerder sticht de jezuïet Justin Gillet le Jardin Botanique de Kisantu.
  13. Begin de 20ste eeuw wordt van vrouwen niet verwacht dat ze zullen studeren.  In de gegoede klasse kan je als meisje het middelbaar onderwijs volgen maar daar stopt het dan ook. Sommige meisjes studeren op eigen houtje verder of juist niet, want van hen wordt verwacht dat ze huwen en een gezin stichten.  Mariette Hannon, dochter van een plantkundige, huwt met de natuurkundige Ernest Rousseau die op zijn beurt bevriend is met Jean-Edward Bommer.  Jean-Edward Bommer is een autodidactisch plantkundige die naast het lesgeven aan de Universiteit van Brussel departementshoofd is van de Rijksplantentuin.  Op die manier komt Mariette Rousseau in contact met de Plantentuin en gaat ze er helpen.  Ze ontmoet Elise, de echtgenote van Jean-Edward Bommer.   De leergierigheid van beide vrouwen brengt hen bij het mycologisch onderzoeken van paddenstoelen.  Mycologie is afgeleid van het Griekse mukès dat zwam betekent en logie wat leer betekent.  Mycologie is de studie van schimmels en paddenstoelen. 
  14. Tijdens zijn onderzoeken maakt Emile De Wildeman soms zelf zijn tekeningen en op een bepaald moment ondertekent hij zijn werken met ‘De Wild’.
  15. Oswald de Kerkhove de Dentergem is politicus maar vooral liefhebber van palmen en orchideeën waarover hij internationale studies maakt.  Hij is een voorvader van het Kasteel te Beervelde waar nog elk jaar tuindagen georganiseerd worden onder de naam ‘Park van Beervelde’.  In het Citadelpark in Gent staat een beeld op sokkel dat Flora, godin van de natuur, voorstelt met het portret van Oswald de Kerkhove de Dentergem.
  16. Severin geeft op dat moment ook les aan het nieuwe Ecole de Médecine tropicale  in Brussel.  Hij sterft tijdens zijn onderzoeken aan een insectenbeet.  Vele tekeningen van Guillaume Severin behoren tot de collectie van Edmond de Sélys-Longchamps, en zijn vandaag eigendom van het KBIN. 
  17. In 1908 zijn Charles Bommer president, Emile De Wildeman vice-president en Théophile Durand secretaris van de Société royale de botanique de Belgique.  Emile Durand is er bestuurslid.  Met zetel in de Rijksplantentuin is deze vereniging een plek waar botanici elkaar kunnen opzoeken en van ideeën kunnen wisselen.  Jaarlijks wordt een tijdschrift uitgegeven, de Bulletin de la Société royale de botanique de Belgique, waarin wetenschappelijk onderzoek van botanici uit het ganse land beschreven wordt.  Op pagina 363 van het Bulletin 1908, wordt het lidmaatschap van Hélène Durand vermeld: ‘Monsieur le Président proclame membre effectif, Mlle Hélène Durand, présentée à la dernière séance.’
  18. De Emile Laurentprijs is een vierjaarlijkse prijs ter nagedachtenis van de veel te vroeg gestorven Plantkundige Emile Laurent. Vader en dochter Durand krijgen die prijs een jaar vóór het werk verschijnt.  Dat komt omdat wetenschappers tijdens de vergaderingen van de Société royale de botanique de Belgique hun vorderingen prijs geven en/of dat er al één en ander gepubliceerd werd in het bulletin van de vereniging.  Tijdens de vergadering van 4 oktober 1908 (zie bulletin - pg.339) deelt Théophile Durand de stand van zaken mee aan de andere leden en dankt hij ook enkele andere botanici.  Zonder hen zouden vader en dochter dit werk nooit hebben kunnen maken: ‘Dans une causerie , Monsieur Th Durand expose l'état actuel des connaissances sur la flore congolaise et montre les immenses progrès réalisés en douze ans depuis la publication des Etudes sur la flore du Congo.  Lorsque cet ouvrage a paru, on ne connaissait  qu'un millier de  phanérogames au Congo; actuellement , il y en a plus de 3500.  Il montre la part  brillante qui revient à la Belgique dans cette marche en avant.  Il rappelle les noms aimés de deux membres de notre Société, Alf. Dewévre et Em. Laurent, qui  ont largement contribué par leurs récoltes à faire connaître la flore du centre de l'Afrique et qui ont succombé victimes de leurs dévouement à la science.  Il souligne le travail considérable accompli par un autre de nos confrères, Monsieur Emile De Wildeman pour déterminer les matériaux recueillis.’
  19. Niettegenstaande dat België zich neutraal opstelt, valt het Duitse leger België binnen op 4 augustus 1914.  Door gebrek aan financiële middelen en door verouderd materiaal kan het Belgische Rode Kruis de oorlogsgewonden niet verzorgen zoals het moet.   Een snel opgericht medisch comité zorgt ervoor dat er in Brussel alleen al meer dan 150 plaatsen, vooral (militaire) hospitalen, kloosters en pensionaten, ter beschikking gesteld worden voor de gewonden.  Aan burgermeisjes wordt gevraagd zich vrijwillig, dus onbezoldigd, in te zetten voor de verpleging van en de hulpverlening aan meer dan 30.000 gewonden en vluchtelingen. 
  20. Ray Nyst (1863-1948) – voluit Raymond Nyst – is een tijd getrouwd met journaliste en feministe Elise Soyer, secretaris van de Nationale Vrouwenraad.  Tot hun vriendenkring behoren oa.  Constant Permeke, James Ensor, Fernand Knopff, Valerius de Sadeleer, Gustave Van de Woestyne, enz..   Bron : Aguttes, veiling 20 februari 2020 waar een lot van zevenenvijftig brieven gericht aan Ray Nyst geveild werden. 
  21. Deze extra noot is niet verwerkt omdat er geen uitsluitsel is omtrent de inhoud. Verder en dieper onderzoek zal dit eventueel kunnen weerleggen.  Maar ik wil jullie deze niet onthouden: We zijn augustus 1897 als onze landgenoot Etienne-Constantin de Gerlache (1785-1871) met de driemaster Belgica op poolexpeditie gaat.  Deze expeditie heeft enkel wetenschappers aan boord die zoveel mogelijk informatie over het Zuidpoolgebied moeten verzamelen.  Op het dek is speciaal daarvoor een laboratorium voor zoölogisch en oceanografisch onderzoek gebouwd.  Mariette Rousseau en Elise Bommer publiceren in 1905 een mycologisch werk over paddenstoelen die met deze expeditie zijn meegekomen.  Hebben zij de bijhorende tekeningen gemaakt of zijn er enkele van de hand van Hélène Durand.  Dat vragen wij ons af. 
 
Bronnen
AIGRET Clement, Les Roses Belges, Bulletin de la Société royale de botanique de Belgique, Tome 45, 1908, pg. 102 ev.
BRUN C., Uit Schweizeisches Künstler Lexikon – 1902 – pg 104.
COGNIAUX A., Théophile Durand et Hélène Durand, Sylloge Florae Congolanae, Bulletin de la Société royale de botanique de Belgique, Tome 46,1909,  pg. 424 ev.
CORNEL B. , Het Rijksarchief in België – Inventaris van het archief van het Belgische Rode Kruis (Eerste Wereldoorlog), 1914-1922  (m.m.y. M. Amara, F. Strubbe en P.-A. Tallier).
DAIGRE D.-Vanderpelen, Le Jardin botanique de Bruxelles (1826-1912) : Reflet de la Belgique, enfant e l’Afrique, Uitgegeven door de Académie royale de Belgique, 20 september 2012.
GUBIN Eliane, Dictionnaire des femmes belges : XIXe et XXe siècles – 2006, pg 222.
HALLEUX Robert, e.a., Geschiedenis van de wetenschappen in België. 1815-2000 – Dexia Brussel/ La Remaissance du Livre, Tournai 2001.
HISTORIEK.net, humanist en botanicus Léo Errera – 78680.
LAWALREE A., Biographie Nationale Index – XLI 1979-1980, pg 288-291.
LAWALREE A., Nouvelle Biographie Nationale – Vol.2, Academie royale des sciences, des lettre et des beaux-arts de Belgique, 31 décembre 1990, pg. 148 ev.
PAUWELS L., Les Jardins Botaniques d’Eala et de Kisantu, 2002.
ROBYNS W., Gillet Justin, Frère de la Compagnie de Jésus, missionnaire – 1955 – Biographie Coloniale Belge, vol.4, col. 337-342.
0 Comments

    Archieven

    Februari 2023
    April 2022
    Augustus 2021
    April 2021
    Februari 2021
    September 2020
    Mei 2020
    April 2020
    Maart 2020
    Februari 2020

    Categoriën

    Alles
    Bestuiving
    Botanische Tekenaar
    Botanische Werken
    Botanisch Tekenaar
    Botanisch Tekenen
    Elisa Klopfenstein
    Gentbrugge
    Geschiedenis
    Hélène Durand
    Het Wortelgestel
    Pigmenten
    Plantkunde
    Redouté
    Rembert Dodoens
    Van Houtte
    Verlichteriekunde
    Wurzelatlas

    RSS-feed

Proudly powered by Weebly
  • Home
  • Activiteiten
  • workshops
  • wereldwijd
  • Werkende leden
  • Blog
  • Lidmaatschap
  • Contact
  • Mijn Account
  • Veldstudie Paelsteenpanne
  • Bezoek Abdij van Postel
  • Bezoek aan Leiden - 24 maart 2022
  • Bezoek aan Antwerpen - 23 april 2022
  • Kalender
  • Digitale Bibliotheek
  • Plantenweetjes
  • Uitstap Antwerpen
  • Botanicals Color Theory Talk - Jackie Isard
  • Botanische Taferelen