auteur: Hilde O. Ons verhaal begint tijdens de 18de eeuw in het rustiek provinciaal stadje, Saint Hubert, gelegen in het Prinsbisdom Luik, tegenwoordig in de provincie Luik, België. Pierre-Joseph Redouté werd geboren in een schildersfamilie. Zijn overgrootvader werkte in opdracht van de prins-bisschop van Luik, terwijl de grootvader en vader landschappen, portretten en religieuze werken schilderden, meestal in opdracht van de abdij van Sint Hubert. Op verzoek van diens abt, Célestin De Jongh verhuisde Redouté’s vader naar Saint Hubert. Charles- Joseph kreeg 6 kinderen waarvan Pierre- Joseph de op één na jongste in de rij was. Hij werd geboren op 10 juli 1759. Het gezin behoorde tot de middenklasse en beide zonen werden van kindsbeen af opgeleid als schilder zodat ze hun vader konden helpen met zijn opdrachten. Er was echter niet genoeg werk in de streek voor de getallenteerde schilders en daarom besloot de oudste zoon Antoine-Ferdinand zijn geluk te beproeven in Parijs, de toenmalige culturele hoofdstad van het Europa’s vasteland. De jonge Pierre-Joseph verliet als knaap van 15 jaar het ouderlijk huis om te reizen door Nederland, Vlaanderen en Luxemburg. Tijdens zijn reizen werd hij geïnspireerd door de werken van andere kunstenaars uit de 18e eeuw onder meer van Jan van Huysum (1682-1749) en Rachel Ruysch (1664 – 1750). In 1782 nodigde zijn broer Antoine- Ferdinand Pierre-Joseph uit om hem te vergezellen in Parijs. De twee daaropvolgende jaren werkten beide broers in het 'Théâtre des Italiens' waar Pierre-Joseph werd gevraagd om grote botanische achtergronden te schilderen. Zijn vrije tijd bracht de jonge schilder door in de Koninklijke Tuinen, waar hij de meest exotische bloemen kon tekenen. Het waren pannende tijden voor de plantkunde, want gedurende de 18de eeuw breidde Frankrijk zijn plantencollectie uit met veel nieuwe exemplaren dankzij de ontdekkingsreizen naar en de handel met Indië en Amerika. Alle nieuwe exemplaren vereisten classificatie, vergelijking, dissectie, en uiteindelijk formele klassering door middel van zowel geschreven als picturale beschrijvingen. Het catalogeren van planten was nodig voor officiële instellingen zoals het Nationaal Natuurhistorisch Museum, maar ook voor particuliere verzamelaars. Gérard van Spaendonk, die hoogleraar in de botanische schilderkunst was aan 'Le jardin des plantes' nodigde de jonge Redouté uit om als wetenschappelijk tekenaar voor het Nationaal Natuurhistorisch Museum te werken. In 1784, werd de jonge Redouté tijdens zijn werk in de Jardin du Roi opgemerkt door Chereau, een lokale verkoper van fijne prints. Chereau kocht enkele tekeningen van Redouté om er gravuren van te maken. Een deel van de gravuren kwam in handen van een amateur botanicus, l'Héritier de Brutelle (1746-1800). Deze laatste zou de komende jaren Redouté’s beschermheer en opdrachtgever worden. Dit was de start van een succesvolle carrière. Als kunstenaar verwierf Redouté al snel de technische en wetenschappelijke vaardigheden die nodig waren voor botanische kunst. Gérard van Spaendonk leerde Redouté de techniek van aquarel op perkament. L'Héritier onderrichtte hem in de plantkunde: dissectie van bloemen en hoe ze te presenteren voor plantkundigen. In het komende jaar zou Redouté een uitstekend botanische schilder worden die zou bijdragen aan tal van belangrijke botanische werken. Zijn eerste belangrijk werk, ‘Stirpes Novae’ (1785-1791), maakte hij in samenwerking met L'Héritier de Brutelle. Het eerste deel van dit werk bevatte geenenkele aquarel van Redouté, maar uiteindelijk zouden er van de 91 illustraties die dit werk omvat 54 aquarellen van de hand van Redouté zijn. Dit werk opende veel deuren voor de charmante schilder en andere opdrachten kwam binnen rollen. 1788 was een succesvol jaar voor Redouté. Gérard van Spaendonck vroeg hem om te schilderen voor de 'Collections des Vélins'. Dit was een collectie schilderijen op perkament die in de 17e eeuw door Gaston d'Orléans werd gestart als documentatie van nieuw geïmporteerde bloemen en dieren uit de hele wereld. Datzelfde jaar richtte hij ook de 'Société Linnéenne de Paris' op samen met gerenommeerde franse plantkundigen. Hetzelfde jaar stelde koningin Marie-Antoinette haar tuin 'Le Petit Triannon' open voor Redouté zodat hij haar bloemen kon schilderen en als blijk van haar waardering schonk ze hem de titel "Dessinateur du Cabinet de la Reine". Je zou denken dat de Franse Revolutie in 1789, het begin van enkele van de meest bloedige jaren in de geschiedenis van Frankrijk, een negatieve invloed zou hebben op de ontluikende carrière van Redouté, maar het tegendeel is waar. Onder het bewind van Napoleon Bonaparte en vooral onder het mecenaat van diens eerste vrouw, Joséphine, bereikte de carrière van Jean-Pierre Redouté een hoogtepunt. De daaropvolgende jaren bleef hij werken voor l’Héritier: Sertum anglicum (2e volume in 1790), Stirpes Novae (deel 6 1791), Géraniologia (1792), maar hij tekende ook voor andere botanici zoals Labillardière, Lamarck, Picot-Lapeyrouse, Ventenat en Michaux. Een ander belangrijk werk was ‘L'Histoire des Plantes grasses' (1799) van De Candolle. Het was de eerste keer dat Redouté een nieuwe drukmethode gebruikte die hij had leren kennen tijdens zijn verblijf in London in 1787. In Londen werkte namelijk een Venetiaanse graveur, Bartolozzi, die een nieuwe druktechniek met stippels gebruikte. Op een koperen plaat werden door een graveur kleine gaatjes aangebracht met behulp van kleine, getande wielen en naalden. Zelfs contourlijnen bestonden uit kleine puntjes om zachtheid van vorm te bereiken. Zodra de plaat was gegraveerd werd een zwarte print gemaakt om de kwaliteit van de gravures te controleren. Na goedkeuring van de gravure werden kleuren aangebracht. Dit werd gedaan à la poupée, een methode van kleuring waarvoor men mousseline stof om de vingertoppen windt. Grotere tampons werden gebruikt om grote vlakken in te kleuren. Overbodige inkt werd ook verwijderd à la poupée. De inkt bleef zitten in de holtes van de stippen. Eerst werden de groene tinten aangebracht waaraan men gouden oker en bruine tinten aan toevoegde voor de meeldraden en de stampers. Daarna werden lichtere kleuren aangebracht op dezelfde koperplaat. De printer speelde een belangrijke rol in deze techniek omdat hij na elke kleuring de juiste positie van de plaat moest bepalen. Het was uiterst belangrijk dat elke aangebrachte kleur op de juiste plaats van de print kwam. De finishing touch van de prints werd gedaan door een illuminator. De meerderheid van de illuminators waren vrouwen die in een 'kleurkamer' zaten. Elke vrouw bracht een dunne kleurwas aan alvorens het door te geven aan de buurvrouw. Deze werkwijze produceerde rijke gekleurde prints en keurig werk. Waarschijnlijk gebeurde het inkleuren met de vrije hand omdat er geen sporen van sjablonen te vinden zijn op de prints. Tijdens de periode 1802-1805 publiceerde Redouté het prachtige werk 'Les liliacées'. Het is de grootste eigen productie van de kunstenaar, en in veel opzichten het summum van zijn oeuvre. Het boek bevat vooral planten uit de leliefamilie. Het beschrijft zowel bekende bloemen, zoals de tulp of de amaryllis, als pas ontdekte planten, zoals de ananas of de yucca. De titel dekt niet de hele lading, want naast lelie-achtigen komen ook planten uit andere families aan bod zoals irissen, orchideeën, strelitzias, agaves en heliconias. Het volledige werk omvat 486 gravuren , gepubliceerd in acht afzonderlijke delen tussen 1802 en 1816. Keizerin Joséphine de Beauharnais (1763-1814), Napoleon's eerste vrouw was zonder twijfel één van zijn grootste mecenassen. Joséphine was een fervent plantenliefhebber en haar tuin te Malmaison vulde ze met de zeldzaamste planten vanuit de hele wereld. Ze gaf enorme sommen geld uit om de prachtige tuinen te onderhouden. Ze omringde zich met een groep botanici, waaronder Aimé Bonpland (1773-1858) en Étienne Pierre Ventenat (1757-1808), die haar hielpen bij het verzamelen en bijhouden van de bloeiende soorten. Zij nam ook Redouté in dienst om wetenschappelijke illustraties te maken. Om Joséphine te bedanken voor haar steun, overhandigde Redouté haar al zijn originele tekeningen in de vorm van een gebonden volume, ‘Jardin de la Malmaison' (1803). Gravuren van de originele tekeningen waren bestemd voor wetenschappers en liefhebbers. Zijn toewijding zou hem 2 jaar later de titel van 'Peintre de fleurs de L'Impératrice' opleveren. Rozen speelden een hoofdrol in de tuin van Malmaison. Misschien verklaart haar meisjesnaam ,Marie-Josephe-Rose Tascher, waarom de keizerin zo dol was op rozen. Redouté was natuurlijk op de hoogte van Joséphine’s liefde voor de roos en droomde ervan om zijn koningin een werk aan te bieden dat haar waardig was en wat was er gepaster dan een werk over rozen te maken. Zijn vriend, Claude-Antoine Thory (1757-1827), had de supervisie over de rozen in Malmaison en bood zich aan om de begeleidende teksten te schrijven. Thory was een fervent botanicus met zijn eigen rozencollectie. De rozen die in het eerste deel van ‘Les Roses’ werden beschreven, kwamen voornamelijk uit de collecties van Thory, de tuin van Malmaison en uit andere collecties van rozenliefhebbers in en rond Parijs. Veel rozen waren nieuwigheden en werden genoemd naar vrienden en kennissen, zoals L'Héritier de Brutelle en Ventenat. Redouté en Thory brachten uren door in hun rozenkwekerijen, ze ruilden stekken en zaden en tijdens de winteravonden ontmoetten ze elkaar vaak in een lokaal café om informatie over rozen uit te wisselen en elkaars fouten te corrigeren. De eerste editie van ‘Les Roses’ was een groot succes. De technische uitvoering van de uitgave was bijna perfect en de artistieke kwaliteit van de prenten was uitstekend. Plots nodigde elke rozenfanaat in en rond Parijs Redouté uit om zijn collecties te schilderen. Redoute en Thory hebben in ‘Les Roses’ bijna alle bekende rozen van hun tijd beschreven. Veel van die rozen zijn trouwens de belangrijkste voorouders van onze hedendaagse rozen. Van dit werk zijn er verschillende drukken gemaakt. De eerste druk gebeurde tussen 1817 en 1824 onder leiding van Firmin Didot. De tweede druk werd in goede banen geleid door C.L.F. Panckoucke tussen 1824 en 1827, de derde editie gebeurde onder M. Pirolle in de periode 1828-1830. Ondanks het succes van ‘Les Roses’ ging het Redouté niet voor de wind. Toen Gérard van Spaendonck stierf, ging diens job niet naar Redouté. Het feit dat men de job van Van Spaendonck opsplitste in een deel voor een botanisch tekenaar en een deel voor een zoölogisch tekenaar, met als gevolg dat het loon ook gehalveerd werd, was een zware ontgoocheling voor Redouté. Hij kreeg weliswaar de job als leerkracht in botanisch tekenen, maar voortaan waren de lessen openbaar en in plaats van een select groepje studenten, kreeg Redouté een gevulde zaal onder zijn hoede. Deze tegenslag kwam zeer ongelegen omdat Redouté een tijdje voordien een stuk grond aanpalend aan zijn domein in Fleury had aangekocht. Meer nog, door het overlijden van Joséphine de Beauharnais in 1814 speelde hij ook nog zijn belangrijkste mecenas kwijt. Om de schulden de baas te blijven publiceerde Redouté ‘Choix des plus belles fleurs’ in 1827. Het zou zijn laatste grote werk zijn. Spijtig genoeg was het niet het succes waarop hij had gehoopt. De verkoop van zijn werk viel tegen waardoor Redouté gedwongen werd om tot op hoge leeftijd te blijven werken en lesgeven. Op een ochtend in 1840 vond zijn dochter Joséphine hem levensloos naast de lelie die hij aan het portretteren was. Redouté, de Raphaël van de bloemen, was eenzaam gestorven tijdens zijn werk aan een hersenbloeding. Ondanks zijn groot succes en gekendheid als botanisch kunstenaar was het hem niet gelukt om ervoor te zorgen dat zijn vrouw en dochter een comfortabel leven konden leven. Na zijn dood werd Fleury en inboedel verkocht om tegemoet te komen aan de schuldeisers. Zijn vrouw en dochter verhuisden naar een kleiner appartement in Parijs en hadden het moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Vandaag de dag worden de werken van Redouté verkocht aan exorbitante bedragen, maar spijtig genoeg hebben de Redouté’s er niets meer aan. We zullen ons Redouté altijd herinneren om zijn eenvoudige botanische arrangementen. De eenvoud van de compositie stelt de kijker in staat zich te concentreren op de schoonheid en delicate complexiteit van de plant zelf zonder enige afleiding. Jules Janin (1804 – 1874), journalist en een vriend van Redouté, prees de grootheid van de bloemenkunstenaar na zijn dood als volgt: "Deze sprankelende en elegante familie van de Liliaceae, (...) enkel een genie kon ze op deze manier weergeven. (Jules Janin, ‘Redouté et son temps’, 1945) Bronvermelding:
Pierre-Joseph Redouté (1759 -1840) La famille, l'oeuvre - Sint-Hubert en Ardenne: Art-histoire-folkore tome7, 1996 Pierre-Joseph Redouté, The Roses, The complete Plates, Taschen Redouté, most beautiful flowers, Taschen
0 Opmerkingen
Laat een antwoord achter. |
Archieven
Februari 2024
Categoriën
Alles
|